Spijt en God

Betekenis van spijt uit de Van Dale woordenboek:
Spijt (de; v(m))
1. Besef dat je iets niet had moeten doen; = berouw:
ergens spijt van hebben; spijt hebben als haren op zijn hoofd, ontzettend veel spijt hebben
Allerlei moeilijkheden ten spijt ondanks

Spij-ten (speet, heeft gespeten)
1 Verdriet veroorzaken; berouw hebben van: het spijt me erg voor je

Dagen kruipen voorbij, traag, niet snel genoeg. Ik wens dat de rauwe pijn en het gemis naar mijn Thijs verdwijnt.
Ik denk dat het nog lang gaat duren, langer dan gewild, langer dan nodig is. Soms is lijden een vorm van herinneren aan hoe het toen was. En mijn gehechtheid aan toen lijkt nog steeds te groot om echt afscheid te willen nemen: van Thijs mijn ex-ridder.

Vandaag is het zaterdag. Een zaterdag geeft mij al jaren toestemming om niks te doen, om niks te hoeven en te mogen genieten. Net zoals zondag eigenlijk. Werken hoeft dan niet, huishouden mag, ergens plezier maken in een cafeetje en boodschappen doen is leuk, althans dat was eerder zo. Nu kruipt het gevoel van saaiheid door de aanhoudende ellende me steeds sneller toe. Het willen lijden geeft aanvankelijk ook een weerwoord.

Alsof een agenda me van deze !#$%!-tijd kan redden en deze erbarmelijke gevoelens kan bestrijden, blader ik zuchtend door de pagina’s. 
Belangrijke dagen van eerder zoek ik op, alsof mij dat houvast geeft dat ik niet gek aan het worden ben. Dat wat er gebeurd is geeft de realiteitscheck die ik denk nodig te hebben. Dat wat er gebeurd is, bepaald dat ik geleerd heb. Andere dagen -  in de toekomst -  waar nieuwe afspraken op gemaakt zijn, geven me ook houvast, maar wel met de hoop op andere gevoelens. Andere gevoelens dan die me nu teisteren. Dat moet wel, want hoe kan ik anders een afspraak overleven? Ik kan toch moeilijk met een depressief hoofd naar een vergadering in de stad gaan, mijn afwezigheid verbloemen en ongeloofwaardig knikken terwijl ik eigenlijk wil schudden? Of nog erger stoïcijns voor me uitstaren en als verdoven niet lukt te scherp uit de hoek komen om zo samenwerkingspartners af te schrikken? Sociale normen volgen moet, mezelf een andere personage aanmeten moet kunnen ter zijner tijd - ik zal kijken of ik kan faken. Misschien is het tegen die tijd weer anders en hoef ik niet te faken. Het boezemt me toch angst in. De toekomst die nog niet gekneed is, die nog ongerept aan mijn voeten ligt, waar alles mogelijk is, heeft met mijn donker gekleurde bril op een duister karakter gekregen. Ik weet niet hoe ik zal zijn en hoe ik me zal voelen, vooral dat laatste houd me bezig. Gevoelens van eindeloosheid waarbij de pijn door de breuk mij nog steeds parten speelt, is nu ongeveer 3 maanden geleden. En nog steeds zit ik te rouwen, te miepen,  te zuchten en te steunen zonder enige release en opluchting. Nog geen licht aan het einde van de tunnel gespot. Zoals een kind ook in eindeloosheid zit en ervaart dat wachten te lang duurt omdat het kind alleen maar NU kent. Zo ben ik er ergens ook van overtuigd dat mijn lijden van nu zich oneindig lang zal voortzetten. Misschien wel nooit zal overgaan. Een verschrikkelijke toekomstnachtmerrie. 
Goed, herinneringen winnen het van toekomstnachtmerries, besluit ik. Ik kan me maar beter bezig houden met vroeger. Sowieso.
Als rasechte masochist blader ik meteen naar de dag des oordeels waarop ik tekende voor de scheiding. In gedachten zie ik hem daar zitten, naar mijn betraande gezicht staren. Die situatie dat hij me daar liet zitten en zijn laatste woorden uitsprak alsof ik de meest slechtste persoon op aarde was: ‘Zie je wat je nu gedaan hebt? Je hebt alles kapot gemaakt’, maakte me opnieuw verdrietig. Ik heb het tig keer opnieuw herbeleefd, dezelfde uitkomst in schuld; verdriet en heimwee. Heb ik spijt? Ja, zeker betekent heimwee spijt. Ik voel het tegenwoordig als de dag nog moet starten of op het moment dat ik in bed lig en moet slapen. Spijt is dan het beest wat snauwt, klauwt en me aanvalt. Gedwongen voel ik dan mijn maag weer dubbelklappen…. en de eenzaamheid. Spijt probeert me ervan te overtuigen dat ik anders had kunnen doen of laten, zodat er geen leed tot stand gebracht kon worden: hem geen haat kon geven, bij mij geen schuld kon creëren. 'Wat als'...betekende vaak in mijn hoofd de situatie proberen te reconstrueren, geloven dat ik over magische krachten beschikte om zo momenten te herscheppen, zoals een nachtmerrie geen gevolgen kent in het bewuste leven, probeerde ik vaak te wensen dat alles een droom was. Maar de realiteit zoals ik ervoer in de ochtenden en avonden waren ondraaglijk echt. De realiteit kon niet aan mij ontsnappen. 
En nee, spijt is niet nodig, zegt mijn hoofd soms en natuurlijk God waar ik tegenwoordig niet meer van af kom.
God, ofwel met G. afgekort, hoor ik op cruciale momenten zoals wanneer het slachtoffer in mij me overneemt en ik eigenlijk mijn telefoon wil oppakken en mijn ex-man wil opbellen voor een ‘wil je me alsjeblieft vergeven’ en ‘mis je mij ook, ik jou wel’. Van die zwakkere momenten waarvan niemand op de hoogte is, behalve God.
Dubieus kunnen gevoelens zijn, G. houdt me in het gareel en bij de les.
Wegstarend van de dag des oordeels, blader ik nu verder de tijd terug totdat ik uitkom op de dag waarop we Valentijnsdag invulden. Deze dag die tussen de ruzies waarop ik weer eens geen verontschuldiging gaf en de scheidingspapieren inlag, leek nep te zijn geweest. We wilden die dag samen blij zijn en doen alsof, maar wat niet meer te lijmen viel bleef kapot. Deze dag waarop hij zijn best deed met een keurig pak, stropdas en mijn favoriete luchtje - en tegenover hem- ik met mijn zelf gestijlde krullen door de krultang, sieraden die ik eerder van hem had gekregen en een elegante zwarte jurk voor speciale gelegenheden, konden de waarheid niet verhullen. We wisten en voelden het, maar probeerden het te negeren. Misschien was dit wel een van de laatste herinneringen die gemaakt werden. Daarom moesten we voorzichtig en zorgvuldig te werk gaan. We waren die avond erg beleefd tegen elkaar, tegen de ober en tegen het oudere stel naast ons. Wanneer en hoe we elkaar ontmoet hadden en zij elkaar ontmoet hadden werden uitgelaten uitgewisseld onder een genot van een wijntje. God wat hielden we van elkaar, zeiden we hardop. Ik voelde het verdriet tussen onze scheve blikken door, alsof het vraagteken alleen voor ons hoorbaar was. Het stel vond ons verhaal amusant en hoorden wat ze wilden horen, een sprookje wat nog steeds belezen werd. Ja, we hielden van elkaar. Al jaren. En toch, toen we besloten onze jassen aan te doen na het betalen van de rekening, voelde ik me leeg, uitgeblust. En wist ik dat dit een van de afscheidsdiners waren die me na zou blijven in de maanden die gingen komen. En warempel, ik had gelijk. Ik scheur de bladzijde met een snelle beweging uit de agenda, verscheur hem eerst in grote, daarna in steeds kleinere stukjes. Ik bries, hijg en geef een brul bij het laatste stukje. "Klote-shit-kut!", schreeuw ik uit, omdat ik geen Godverdomme wilde zeggen.  
Vele jaren eerder, toen ik nog niet bewust was van mijn verloren stem en klaarblijkelijk destructieve patronen, kon ik genieten van ons.
Samen hadden we lol en vertelden we elkaar alles, ik adoreerde hem volledig en alles was nog luchtig. Wij tegen de wereld. Zo ging dat, en het maakte me gelukkig, omdat ik eindelijk kon schuilen en kon leunen wanneer ik het nodig had.
Mijn leunen was hem niet te veel. Dat ik hem nodig had gaf hem een goed gevoel, voornamelijk belangrijk, en dat was het gevoel waarnaar hij op zoek was.
Hem belangrijker maken dan mijzelf, was zo gepiept. Geen idee wat ik verlangde of hoe ik de dingen wilde, zolang hij maar voor me zorgde mocht hij alles bepalen. Hij vroeg dan wel vaak wat ik wenste, maar mijn antwoord was menigmaal: ”Het maakt me niet uit, wat wil jij?” Schijnbaar wilde ik me niet meer onderscheiden, maar mij naar zijn gelijken voegen.
Van een vrolijk, aantrekkelijk en heldere vrouw, ging ik naar wazig, onzeker en een afhankelijk leeghoofd. Geleidelijk. Tegen de tijd dat hij op één knie mij vroeg te huwen, was ik allang opgelost in zijn wereld. Ik was weg, verdwenen dan wel foetsie. De uitkomst van hem en mij was een andere kleur. En DIE kleur was ik geworden. Ik vond deze kleur mooi. Mooier dan ik eerder was geweest.
Als je me vroeg welke kleur ik daarvoor had, had ik je gapend aangestaard. Hoezo was ik iemand anders voordat ik hem ontmoette? Ik was nu heel. En gelukkig. En veilig. Is dat niet waar alles om draait?
Ik geloof niet dat iedereen het even mooi vond. Misschien als ik nu terugdenk hebben mijn afhakende vrienden, mijn vader in de hemel en toch ook God het afschuwelijk gevonden, om mij te zien inbinden. Wie ik was geworden maakte me niet uit, ik gaf mezelf weg wat een prijs had. Het lijntje naar G. was al een tijdje verbroken, mijn man had Zijn plaats ingenomen.
Ik denk dat ik God soms wat haatte, omdat ik hem nooit eerde heb horen praten, zelfs niet op cruciale belangrijke momenten in mijn eerdere leven. Ik had bijvoorbeeld God nodig toen mijn vader me achterliet. Mijn stilte op zijn begrafenis kwam uit onzekerheid en verdoving, maar voornamelijk onzekerheid. Nu is er spijt over het vaststaande verleden; ik heb geen afscheid van hem kunnen nemen. 
Mijn vader was een stille man. Hij zei vaak niks en beschouwde veel, liet mijn moeder vaak de sfeer bepalen, en kon goed smaakvol uit de hoek komen, maar te weinig. Verrassend en verbazend, wijs en talentvol, niet altijd opgemerkt door de omgeving, maar hij zag alles. Zo ook mij, zoals mijn vader wel eens troostend zei als hij me bijna zag huilen: ‘Er bestaat een dag dat je hier niet meer om huilt, maar nu mag je huilen omdat je verdrietig bent. Doe maar meisje met heel je zijn, deze kans krijg je nooit weer.’ Onpersoonlijke tegeltjeswijsheid was het niet, ik voelde dat hij wist wat hij bedoelde en niet zomaar wat zei. En zijn troost was meer dan alles waard. Zo had zijn goede raad mij altijd hoop gegeven, op het goede, op het wijze en op dat ik moedig mocht zijn. Hij was de buffer tussen mij en mijn moeder. Helaas, stil dat hij vaak was, zo stierf hij zijn laatste maanden ook in stilte. Geen geklaag, gesteun of geplaagd door zijn verleden of nog niet bestaande toekomstidealen. Nooit iemand de schuld geven van iets. Zelfs niet mijn moeder die van elke situatie een misdaad kon creëren. 
Als we zouden praten over een heilige of iets wat daar op zou kunnen lijken, was hij mijn voorbeeld, mijn vader die zijn liefde uitte op de meest belangrijkste momenten in mijn leven. Hij verzachtte mijn verzet tegen God, bufferde tussen mij en mijn groeiende woede jegens mijn moeder, en voorzag me van die onzichtbare arm om mijn schouder wanneer ik strubbelde met mezelf. Als hij nou eens kon weten wat hij voor me betekend heeft. 
Dus toen hij weg was, en ik niet zei wat ik te zeggen had op zijn begrafenis, voelde ik dat ik zijn eerder gebrachte troost en moed niet meer kon voelen, zeker niet meer waardig was. Zijn medeleven wat me vaak aanmoedigde om mijn emoties te laten zijn, om waarachtig mijn gevoelens en woorden te uiten, hoe ongemakkelijk het misschien voor een ander is, verdween ook in stilte met hem. Mijn schuld en schaamte die ik neerzette, alsof hij het van mij tegoed had om zijn wijze lessen via mij in ere te houden, brachten mij in een depressieve periode, want het lukte me niet. Het lukte me niet zonder hem om zijn stem te blijven horen. Laat staan uit te dragen.  
God? Had je dan niet even een duwtje in mijn rug kunnen geven nu mijn vader zijn rol verliet? Had je dan niet net zoals mijn vader altijd had gedaan, met mij een wijze zin kunnen delen? Moed kunnen afgeven? De onzekerheid verlichten? Iets?
Afscheid nemen is zwaarwegend, vooral wanneer het niet lukt. Vooral omdat zijn plek leeg bleef, ook niet door God opgevuld.

 

Spijt is een kostelijk woord. Je kan hem overal op plakken. Zolang je het maar anders had kunnen bedenken en gedachten over hoe beter of mooier het had kunnen zijn geeft je recht op het gebruik van het woord spijt. Je kan jezelf spijt geven op ieder moment. Elke situatie waar misschien schuld of schaamte op geplakt kan worden, geeft spijt je de bevestiging dat je iets verloren bent. Creëren en leven op goed geluk en toch wensen dat iedere situatie positief zal uitpakken, is hoogmoed. En toch zijn we als menselijk ras teleurgesteld en lijken we iets verloren te zijn wanneer een gecreëerd moment totaal anders verloopt dan voorgesteld was. Onze controle drang naar perfectie is groot en we kunnen daarom steeds minder goed loslaten. Spijt hebben is brandstof om het magisch denken in stand te houden dat we anders hadden kunnen doen. Maar ik kon blijkbaar niet anders. "Ik kon blijkbaar niet anders.." Anders had ik het wel gedaan, besef ik me. "Anders had je het wel gedaan...", herhaalt God mij. 
En toen kwam ik er achter dat ik mezelf moest terugvinden door mijzelf te vergeven.

Het geblader door de agenda werd vermoeiend en ik kreeg de ingeving dat deze manier van kijken ongelukkig maakte. Zowel vooruit als achteruit kijkend. Het verleden heeft nu eenmaal een scherpe rand gekregen. En de toekomst is niet te handhaven. Omdat het weekend is en er geen eten meer de lege koelkast opvulde, plof ik in mijn schoenen, doe een jas aan die veel te koud is voor dit tijdstip, en ga ik met veel geld de deur uit. En eten zal er komen.

'God geef me moed om verder te komen dan waar ik was en mezelf meer lief te hebben dan ik deed. Amen.'

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb