Hij, God en ik

"God, help me deze situatie aan te kunnen. Geef me de moed en de helderheid." Ik klamp me aan een zelfgemaakt schietgebedje vast, zoals aan een laatste strohalm die mij misschien kan gaan redden. 

Vriendelijkheid kon ik niet meer in Thijs zijn ogen terugvinden. Er zit wel ongenoegen, verdriet en haat. Met helaas geen enkele intentie om de liefde te herstellen met mij. Eerst was de ander nog een tegenpartij, maar binnen enkele minuten was ik de oppositie geworden. Ik voel een steek in mijn maag van wanhoop. Shit, heb ik dan toch weer het verkeerde gezegd? Ik probeer mezelf eraan te herinneren dat er niks fout is gegaan, dat alles ging zoals het is gegaan. Geen foute woorden, alleen maar meningen die mochten bestaan. 
Vanavond vertelde hij me hoe hij dacht over de relatie van zijn collega. Die nietsnut van een vent die niet zijn vrouw kon waarderen en zo nodig een polyamoureuse relatie erop na wilde houden. Volgens mijn man, die de advocaat van de niet bestaande tegenpartij verdedigde, zou de vrouw in kwestie lijden en de man haar in een ongewone positie zetten alleen voor zijn eigen genot en blinde onvervulde behoeften. Pure egoïsme dus. Vele ingevulde scenes en gevoelens waar we geen weet van hadden, maar mijn man wel.
Zoals gewoonlijk had ik niet echt een sterke mening en vertelde ik mijn advocaat in eigen woonkamer dat ik eigenlijk hen alle geluk toewenste met hun nieuwe status en dat dat misschien de nieuwe manieren zijn van een huwelijk tegenwoordig. Ik wist dat de afgelopen jaren de polyamoureuse en open relatie termen steeds populairder werden, waar iedereen wel een mening op na hield, en wat mij vertrouwd deed raken met deze onderwerpen. En na het lezen van De integere slet, die ik trouwens stiekem heb gelezen en in een ruk uit had, voelde ik een gekke rust over me heen komen. Ah dus dat kon dus ook. 
Ik kon natuurlijk mijn man niet van mijn gelezen mening op de hoogte brengen zonder daar ook de wind van voren over te krijgen. Mijn uitgekozen woorden zou alleen maar onderstrepen dat ikzelf over het onderwerp nadacht en impliceren een andere man naast hem te willen hebben. Nee, dat kan ik niet zeggen. Maar ik wist dat ik al te veel had gezegd, aldus kneep ik mijn lippen strak op elkaar en dacht ik koortsig na hoe ik deze brand moest gaan blussen.  

Zijn ogen kijken best gemeen en zijn neusgaten beginnen opzichtige bewegingen te maken. En zoals gewoonlijk heb ik het gevoel dat ik het moet afwenden door een verontschuldiging zodat het niet uitmondt in iets ergers.
Diep verdriet en moedeloosheid begint langzaam mij over te nemen, mijn oude patroon lijkt me weer in zijn macht te hebben, waarbij ik in mezelf stilletjes hoor roepen: "Zo bedoelde ik het niet, sorry!" Het verslagen kind zit in mij, met haar handen voor haar ogen, zich autistisch heen en weer te wiegen.
Paniek.
Ik herken de paniek van vroeger. Deze angst om verantwoordelijk gesteld te worden voor andermans gevoelens. De absurditeit werd me vaak in de schoenen geschoven door mijn moeder, en omdat niemand haar corrigeerde werd absurditeit al snel realiteit. Zo gingen de dingen. Het gebeurde vaak wanneer ik uit school kwam en alleen met met moeder was, dan bleek er altijd genoeg ruimte te zijn voor heibel. 
Het begon altijd met de vragen 'hoe was het op school?' of 'wat heb je geleerd?'. Eigenlijk wolf in schaapskleren. Want antwoord op deze vragen geven, was aangaan van een gesprek. En een gesprek met mijn moeder, dat was meestal eenzijdig en dus vragen om gedoe. 
Op een dag kwam ik uit school en vertelde enthousiast over een nieuwe leerling in de klas die boeddhist is. Hij was klein omdat hij Aziatisch is en kon heel lang in kleermakerszit zitten omdat hij dat vaak oefende met mediteren. Ik ging, alsof ik een kleine monnik was, mijn moeder laten zien hoe dat eruit zag. Maar voordat ik klaar was met mijn uitgebreide 5 minutendurende meditatie waarbij ik mijn ogen dicht deed en een hmmmm geluid maakte - want dat deed je als je mediteerde - vertelde mijn moeder mij opgelaten dat ik moest ophouden met zulke heidense dingen. 
"Maar zo erg is dat toch niet?", verder dan zo'n vraag kwam ik niet. Mijn moeder was teleurgesteld in mij, in die jongen die niet in God geloofde en natuurlijk in school die 'zulke' mensen toelieten. Maar vooral in mij - laten we mij niet vergeten - omdat ik mij binnenliet met zo'n gekke jongen en ik had beter moeten weten na jaren bijbeluitleg. 
Samen met hem was ik ineens heiden, twee vliegen in een klap, zomaar kans om in de hel te belanden. Mijn moeder was boos, en strafte zichzelf af omdat ze vond dat ze gefaald had als rechter hand van God. En om die cirkel rond te maken; ze vond het tegelijkertijd oneerlijk dat zij gestraft werd (weliswaar door zichzelf, maar dat had ze niet door) dat ze hardop liet weten dat ik schuldig was. Niet alleen schuldig om een heiden te zijn, maar vooral van haar falen; ondanks haar bloed, zweet en tranen kon haar dochter het niet goed doen en in de hel terecht komen. Haar vaardigheden moesten aangescherpt worden!
Op zo'n moment ontstond er paniek in mij. Was het waar wat mijn moeder riep? Ging God mij nu echt afstraffen door mij in de hel neer te zetten? En was ik nu echt schuldig? De enige persoon die mij de waarheid en veiligheid kan geven was mijn moeder... en als zij zegt dat het zo is.... dan zal dat dan wel zo zijn.
Ik moest haar mijn excuses aanbieden, onthouden van meditatie en dergelijke praktijken, en God om genade vragen. Ik deed altijd wat ze me hardvochtig zei, maar wilde het nooit. 
Paniek. Enorme paniek. Schuld maakte van mij De schreeuw van Edvard Munch. 
Dus hier zit ik dan, in paniek tegenover mijn man. Weten dat dit weer zoveel lijkt op vroeger.
En weer moest ik iets zeggen wat ik niet meende, die welbefaamde Sorry. Gadverdamme. Ik kon het woord wel uitspuwen van walging. 
"Stop", zegt een stem in mij. "Stop". 
"Adem, in en uit."
Ik herkende hem. Hij is al een aantal weken in mijn hoofd aanwezig. Iedere keer wanneer ik angst of twijfel ervaar is hij daar weer. God. 
En ik adem.
“Dieper.” 
Misschien bestaat God toch?
Ik kijk nog steeds in haatdragende ogen van mijn man. Maar in plaats van dat zijn boosheid mij doet krimpen zoals gewoonlijk, voel ik me blijven bestaan, terwijl ik voor een tweede keer een diepe teug lucht tot me neem. Het bestaansrecht wat net nog verschrompelde in een onmenselijke proportie, wordt nu een tikkeltje groter en krijgt niet meer zoveel invloed van buitenaf.
"Adem dieeee-perrrrr", herhaalt God rustig. 
En ik doe het ongedacht nog eens. En het lijkt alsof ik me besef dat de situatie tussen mij en mijn vijand absurd is, uit zijn context getrokken en dat geen enkel mens met respect voor zichzelf nu sorry zou zeggen. Ik ben onschuldig.
Van binnen waar een diepe angst heerste daar komt plots een zweem vrede voorbij gedreven. Een nieuw beschouwende vredige stem vertelt me bijzonder genoeg dat ik ok ben. Ik hoef me niet in te binden. Ik hoef alleen maar zelfrespect te voelen. En te ademen.
Bibberend hoor ik woorden uit mijn mond komen. “Ik zeg dit keer geen sorry..” Shit wat heb ik gedaan? Ik zie dat zijn ogen groter worden, net zoals de mijne maar met een andere reden. Voordat hij iets kan zeggen zeg ik toch zo kalm mogelijk: “Ik zie je boosheid, maar ik heb niks fout gezegd. Laten we weer verder praten wanneer we dat op een rustige manier kunnen doen. Ok?”

Nu moet je begrijpen dat mijn nieuw fragiele interventie niet meteen het juist gewenste effect heeft gehad die avond. Blussen lukte niet. En mijn man die al enige tijd een partij had gekozen en dacht dat ik mij had aangesloten bij de tegenovergestelde partij, schreeuwde al enige tijd moord en brand. In zijn hoofd was ik al vreemdgegaan en had ik naast hem nog 2 andere mannen die mij seksueel genot gaven waar hij niet tegen op kon boksen. Dat ik vast en zeker hem stiekem op allerlei gebieden had voorgelogen als ik zo'n rare gedachten erop na had gehouden. Nadat hij schreeuwend mij van alles en nog wat toewenste, gooide hij dramatisch de tafel omver, waardoor de fles rode wijn die op tafel stond kapotsloeg tegen het aanrecht en in duizenden stukjes door de ruimte gelanceerd werd. De fles was niet leeg, dus een nieuw patroon op de gordijnen en vloer was niet de bedoeling, maar het gebeurde wel. Volgens mij schrok hij net zo van zijn ruigheid en vooral het gevolg daarvan, als ik. Of hij nou besloot dat het niet gekker moest worden, of uit schaamte de woning wilde verlaten, verliet hij het huis door de voordeur met een harde klap dicht te slaan zodat de ramen er nog van na trilden. Net zoals ik, trillend, kijkend naar mijn bevende handen voor op mijn schoot. Mijn adem is op dat moment nog steeds mijn reddingsvest. 

Vanaf die dag werd onze status ‘gehuwd’ al snel verandert in ‘zo spoedig mogelijk scheiden’, want de ruzies hielden aan omdat ik niet meer mijn verontschuldigingen aanbood zoals altijd ons patroon was. Helaas was de ommekeer naar mijn zelfrespect te rigoureus voor ons beiden. Ik kon mezelf niet meer verloochenen terwijl God mij toe bleef spreken. 
Mijn man was alles wat ik had. En na lange weken van strijd keken we elkaar op een afgesproken dag wazig aan waarbij onze advocaten aanwezig waren. De scheidingspapieren werden getekend en dat was dat. Negen jaar samen, zo door het toilet. Ik voelde me leeg en verdoofd. De pen waarmee ik net mijn gedwongen vrijheid had getekend bibberde tussen mijn vingers. Het voelde niet echt en ik hoopte dan ook dat het een nachtmerrie was. Ik was mijn maatje kwijt. Wel mijn schuldbepalende maatje waar ik vaak bang voor was, maar het bleef mijn maatje waar ik intens veel van heb gehouden. Een stille traan glibberde over mijn wang en snelde zich naar beneden en drupte op de tafel. Ik keek ernaar. Ik zag dat hij ernaar keek. Maar in plaats van met me mee te leven stond hij bruusk op en zei hard: ‘Zie je wat je nu gedaan hebt? Je hebt alles kapot gemaakt.’ De stoel piepte hard en de tafel wiebelde in alle hevigheid waaraan ik zat vastgeklampt. Thijs stormde de kamer uit. De advocaten, waarvan een mij een zakdoekje gaf, volgden hem langzaam de hal in. Toen de deur achter hen sloot en mij achterliet in een lege kamer waar ik me net zo leeg voelde als de kamer zelf, huilde ik. Niet zachtjes of stil, maar met harde snikken en een schel keelgeluid. Het verfrommelde zakdoekje kon mijn tranen niet aan, dus liet ik ze op de grote zwarte tafel vallen. Ik liet het maar gebeuren. Het zal ze niks uitmaken, voor hen is het maar water. Voor mij betekende deze tranen de zware last van de realiteit toe-eigenen. Niet als slachtoffer, maar als held. Wat is een heldendaad toch pijnlijk verdrietig. 

"God het spijt me van onze zonden, we doen het niet expres. Geef mij licht en helderheid en ondersteun me waar nodig is. Zie mij in mijn onschuld en behoed me voor zelfverloochening. Dat ik mezelf lief mag hebben, zoals God mij onvoorwaardelijk lief heeft."
Mijn zoektocht naar eigen gemaakte gebed is onderweg, maar zeg nu zelf, ik kom al een heel eind. 



Maak jouw eigen website met JouwWeb